dinsdag 8 februari 2022

Het ei van Freud


‘Freuds medische heuristieken maakten hem tot een voorbeeldige theorievormer.’ Dat schreef psycholoog en filosoof Geert Panhuysen in 1990. Zijn proefschrift Het ei van Freud behelst een reconstructie van Freuds pogingen om verschijnselen als hysterie en neurose te verklaren. Waar moest je de oorzaken zoeken en welke mechanismen waren erbij in het spel? De betreffende aandoeningen hadden zowel lichamelijke als psychische componenten, maar hun verscheidenheid was zo groot dat pogingen om ze vanuit de neurologie te verklaren telkens strandden.


Vanaf het begin van de jaren 1890 begon Freud te werken aan een alternatief scenario. Hij was toen achterin de dertig en had een ruime ervaring met het behandelen van patiënten met psychosomatische aandoeningen. Bovendien had hij zich na zijn scholing aan de Weense medische faculteit verdiept in behandelmethoden en verklaringsmodellen die elders (met name in Parijs en Nancy) waren ontwikkeld. Al doende had hij zich een aantal zoekschema’s – heuristieken – eigen gemaakt, die hij gebruikte om nieuwe theoretische wegen in te slaan.

De meest fundamentele koerswijziging was dat Freud de psyche niet langer opvatte als een effect van somatische, neuronale processen (‘wij zijn ons brein’). Ons zielenleven kent een eigen causaliteit en eigen mechanismen. De menselijke soort kenmerkt zich door een psychisch ‘apparaat’ met bijzondere eigenschappen. Net zoals het lichamelijke apparaat door storingen (ziektes) geplaagd kan worden, kunnen ook in het psychische apparaat storingen optreden. Die psychische storingen kunnen echter ook afwijkingen op het lichamelijke vlak veroorzaken – de hysterieën en neuroses waar Freud en zijn tijdgenoten mee geconfronteerd werden.

Psychische storingen vereisen een eigen nosografie – een systematiek waarin de beschrijving van elke ziekte-eenheid gebaseerd wordt op een vast patroon van symptomen, gekoppeld aan een onderliggende pathologie en ook een specifieke ontstaansgeschiedenis (etiologie). Freud volgde hierbij de opvatting van Virchow: ‘ziekte is het normale leven onder gewijzigde, ongezonde condities’. De medische wetenschap moest dus beschikken over een theorie van dat ‘normale leven’. Zo ook was volgens Freud een algemene theorie nodig over de normale werking van het psychische apparaat om allerlei vormen van psychisch disfunctioneren te kunnen verklaren.

Freud bracht hier twee vernieuwingen. Hij doorbrak, ten eerste, de scheiding tussen psychologie en psychiatrie: normaal en afwijkend psychisch functioneren moesten vanuit één theoretisch kader verklaard kunnen worden. Ten tweede: dat theoretische kader moest ook de interactie tussen psychische en lichamelijke processen in beeld kunnen brengen. Zo’n kader ontwikkel je niet zomaar. Freud is er dan ook zijn hele leven mee in de weer geweest, al was het rond 1925, nadat hij Das Ich und das Es gepubliceerd had, op hoofdlijnen wel klaar. Hij liep toen tegen de 70.



Bij dat samenspel tussen lichaam en psyche vormden de seksuele driften het vuur onder de ketel. De term ‘drift’ fungeert bij Freud als een grensbegrip tussen het lichamelijke en psychische. Het is de ‘psychische representant van de prikkels die, afkomstig uit het inwendige van het lichaam, de ziel bereiken, als een graadmeter voor de werkbelasting die het psychische als gevolg van zijn samenhang met het lichamelijke is opgelegd’ (Freud Werken, 7, p. 27).  Elke drift heeft een lichamelijke bron: een orgaan of erogene zone waar spanning ontstaat; de drift heeft tot taak die spanning af te voeren. Driften zetten het psychische apparaat aan het werk, maar zijn in hun lotgevallen onderworpen aan de mechanismen daarvan: bij onvoldoende bevrediging houden de driften dit apparaat aan het werk. Dat is het ei, niet van Columbus, maar van Freud, aldus Panhuysen: ‘een psychisch apparaat dat werkt krachtens de somatische driften’.

Waar komen neurosen, die storingen van het normale psychische leven, nu vandaan? Freud hanteert hier om te beginnen een algemeen etiologisch schema. Zoek bij ziekte enerzijds naar de zwakke plek in het gestel van de zieke die de ziekte mogelijk maakte, anderzijds naar de schadelijke invloed van buiten af die de ziekte effectueerde: de specifieke oorzaak en eventuele bijkomende oorzaken. Al vanaf het midden van de jaren 1890 zag Freud ‘storing van de seksualiteit’ – alles wat somatische seksuele spanning van psychische verwerking afhoudt – als specifieke oorzaak van neurosen. Bij elke afzonderlijke neurose zou er weer iets anders op dat gebied aan de hand zijn.

Hoe zit het dan met Freuds idee dat psychoneurosen terug te voeren zijn op bepaalde seksuele verwikkelingen in de kindertijd? Dat verloopt volgens het schema van de ‘uitgestelde werking’, dat Freud kende uit zijn onderzoek naar hersenverlammingen bij kinderen. De vroege psychoseksuele ontwikkeling kan verkeerd uitpakken en zo een zwakke plek achterlaten in de psychische uitrusting van de betreffende persoon. Dat kan jarenlang onopgemerkt blijven totdat hij of zij als adolescent of volwassene geconfronteerd wordt met de aanspraken van een rijpe seksualiteit, ervaringen die dan de laatste stoot geven tot een daadwerkelijke neurose.  Pas wanneer zowel het somatisch-seksuele als het psychische apparaat volgroeid zijn kunnen storingen optreden, op het moment dat nieuwe belevenissen onbewuste herinneringen aan seksuele verwikkelingen uit de kindertijd wakker schudden. De ‘lancering’ van een neurose vindt dus plaats als een ‘tweetrapstraket’.

 

Panhuysen behandelt Freuds psychoanalyse in dit boek als een onderzoeksprogramma dat causale verklaringen ten doel heeft. Hij merkt op dat de psychoanalyse ook gezien kan worden als een interpretatieve onderneming, die dan vooral aan de orde zou zijn in de context van concrete behandelingen. Hoe een concreet symptoom bij een persoon geïnterpreteerd moet worden is een historische vraag: je moet daarvoor de bijzonderheden van zijn of haar levensloop achterhalen. Dat is van belang voor het realiseren van het behandelingsdoel: mensen meer greep geven op hun leven. De vraag is dan: hoe is dit symptoom zó in de levensgeschiedenis in te passen dat de betreffende persoon zich het als zijn of haar handeling kan toe-eigenen?

Freuds complete werk herlezen is een flinke klus. De klinisch psycholoog Mariëlle Holtermans begon er in 2018 aan. Ze schrijft bijna dagelijks een blogpost over wat ze gelezen heeft en is nu gevorderd tot deel 4 van de 10 tekstdelen. Zo lezen is een onderdompeling in heel verschillende soorten teksten van Freud, variërend van korte notities tot complete boeken, en dat alles chronologisch geordend. Freud schrijft heel leesbaar maar zonder theoretische routeplanner kun je in de gevarieerde stroom geschriften gemakkelijk het spoor bijster raken. Met Panhuysen als gids en de medische heuristieken bij de hand, kun je de ontwikkeling van Freuds denken op een andere manier dan louter chronologisch reconstrueren. De Nederlandse Freudvertaling uit 2006, antiquarisch nog wel te krijgen, is daarbij een fantastische bron.



 

Bedreef Freud wetenschap?

Bedreef Freud wetenschap of was hij op zijn best een creatieve denker – en op zijn slechtst een onbetrouwbare fantast? Over deze vragen word...