‘Dat heb je zeker verdrongen’,
hoor je mensen wel eens zeggen als iemand een pijnlijke misstap niet meer weet
(en zij wel). Aan die ene blunder wil je liever niet herinnerd worden. De
zegswijze ‘Dat heb je verdrongen’ hebben we te danken aan Sigmund Freud, voor
wie verdringing het centrale concept vormde van zijn theorie over de menselijke
psyche.
Hoe doen mensen dat, verdringen? Volgens
Freud is het een onbewust proces dat wordt aangestuurd door krachten binnen het
Ik. Tegelijkertijd ziet hij het als een doelgerichte actie van de persoon zelf;
die dringt schaamtevolle gedachten weg. Het is te vergelijken met het uit de
klas sturen van een leerling die de orde verstoort. Maar hoe kan een handeling
zowel onbewust als doelgericht zijn?
Dat is het raadsel dat Michael
Billig probeert op te lossen in zijn boek Freudian Repression. Wij verdringen
niet alleen pijnlijke gedachten in en voor onszelf, ook in alledaagse conversaties
zeggen we vaak dingen niet die wel in ons opkomen. We verdringen verstorende
gedachten op eenzelfde manier als we ‘gevaarlijke’ onderwerpen omzeilen in onze
gesprekken. Het is een vorm van censuur waarmee we de rust bewaren. Die censuur
wordt echter onzichtbaar gemaakt: we zeggen sommige dingen niet en daarvoor in
de plaats zeggen we iets anders dat de gevaarlijke gedachte moet maskeren. En
ook psychisch verdringen lukt alleen als je er iets voor in de plaats zet; in
gedachten verander je van onderwerp.
De stelling van Billig is dat je
verdringen moet leren, net zoals je leert om een ordentelijk gesprek te voeren.
Dit is niet alleen een analogie: de vaardigheid om te verdringen hangt af van taalvaardigheid.
Kinderen leren wat ze wel en niet mogen zeggen in gezelschap, en daarmee ook wat
ze wel en niet stilzwijgend mogen denken. Door met kinderen te praten, geven volwassenen
kinderen het goede voorbeeld van passende gespreksvoering. Cruciaal is dat dit
een routine wordt, dat we er niet telkens bij hoeven na te denken als we iets verzwijgen
of verdringen. We moeten leren om de sociale beleefdheidscodes routinematig te volgen;
dat betekent ook dat we de spontaan opkomende neiging om tegendraads of zelfs grof
te zijn evenzeer routinematig moeten verdringen.
Die tegendraadse neiging komt overigens
niet uit het niets: ze wordt juist uitgelokt door die codes! Keurig moeten
stilzitten in een klaslokaal is een opgave die het verlangen oproept de zaak te
verstoren. Bij een saaie of juist een spannende vergadering kan het iedereen
opluchten als iemand een grap maakt die het algemene gevoelen weergeeft zonder
over de schreef te gaan. Dat kan werkelijke opstandigheid en ordeverstoring
voorkomen (al blijft het echte probleem natuurlijk aanwezig).
Met de casus van ‘kleine Hans’ illustreert
Billig hoe een kind leert verdringen. Hans heeft een obsessie met ‘plassers’ en
zijn ouders spannen zich in om daar een einde aan te maken. Zij doen dat door
verbieden, straffen en dreigen. Uit een nauwgezette reconstructie van Freuds
gevalsbeschrijving kan echter worden geconcludeerd dat het de ouders zelf waren
die Hans’ obsessie met geslachtsdelen veroorzaakten. Hans werd voortdurend onderhouden
over plassers, seks en jaloezie; andere onderwerpen mocht hij vergeten. En zijn
verlangen om bij zijn moeder in bed te kruipen kan worden gezien als een oedipaal
verlangen, waarbij de zoon de plaats van de vader wil innemen, maar het is
juist de vader die jaloers is en vindt dat zijn vrouw te intiem is met Hans. Omdat
Freud gefixeerd was op de seksuele verlangens van het kind, zag hij niet hoe de
verlangens van de ouders het leerproces van Hans stuurden.
Ten slotte: wat wordt er nu eigenlijk
verdrongen? Het gaat om meer dan zomaar gedachten of ideeën, er komen emoties
aan te pas of beter gezegd: gevoelens. Het onderscheid is van
belang: emoties zijn automatische lichamelijke reacties op gebeurtenissen;
gevoelens betreffen de manier waarop we ons van deze lichamelijke automatismen bewust
zijn. Of beter gezegd: bewust kunnen zijn, want niet alle gevoelens zijn
acceptabel. Tijdens zijn verloving raakte Freud in de ban van de dochter van
Charcot; in zijn brieven aan zijn verloofde Martha gaf hij deze gevoelens een
acceptabele wending: ‘als ik een niet-gebonden avonturier was zou ik haar
beslist het hof gaan maken – maar dat doe ik dus niet’.
Het voeren van een passende
conversatie impliceert dat je je houdt aan sociale codes, maar wat verboden is
wekt nu juist begeerte: wat niet mag wil je juist extra graag. Dit geldt ook
voor je eigen interne dialoog over wat je wel en niet aan gevoelens kunt
toelaten. De spanningen en ambivalenties die hieruit voortvloeien kun je nooit
geheel binnenboord houden. Verdringen heeft linksom of rechtsom altijd
gedragsconsequenties.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten